vrijdag 17 juni 2011

Oerol zonder mij

Oerol is vandaag begonnen. Zonder mij.
Oerol kan ook best zonder mij. Maar of ik voor altijd zonder Oerol kan? En of wij allemaal zonder Oerol kunnen, de duizenden mensen die de afgelopen 30 jaar het theaterfestival op Terschelling bezochten?
Als de woeste bezuinigingsplannen van staatssecretaris H. Zijlstra doorgaan, ziet het er ook voor de toekomst van Oerol somber uit.
Inmiddels ben ik een keer of zes op Oerol geweest en ik ben vastbesloten volgend jaar weer te gaan. Als het dan nog bestaat...

In het boek '20 jaar Oerol' (2001) staat een gedicht van mij:

Oerol
overal
vleesgeworden spel.

Paradijs voor wat
nog over is van de
homo ludens.

Eiland als
ark van Noach.
Fantasius redt.

Wanneer ik nu mijn gedachten laat gaan over Oerol, denk ik:
Broedplaats, kraamkamer, paaiplaats, pril en volgroeid, strandbreed podium, tegen de wind, me buiten adem fietsen om drie voorstellingen op een avond te zien, klamme bosgrond, een droom meegeven aan Manon Ossevoort met haar trekker naar de Zuidpool, groots Peer Gynt van Tryater, spontane optredens in het wild, vertoningen die louter vraagtekens opriepen, herkenning in Goudlokje die zo aandoenlijk haar best liep te doen en die - eindelijk - me verloste van de tranen die me al tijden hoog zaten, de paradijselijke boventonen van I Muvrini, zomaar met witte wijn en zalm in een duinpan liggen en voorstellingen laten schieten, Telder en de iglo van waterzakjes, een uur in de rij staan voor een kaartje en dat helemaal niet erg vinden, zin en onzin uitwisselen met gelijkgestemde passanten, tussen de waslijnen van Styx 'un toast à nos amours perdus', en zee en wind, veel zee en wind.

Oerol website
Toneel en ik
Telder en de iglo van waterzakjes (1996)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten