donderdag 27 december 2012

Met de beste bedoelingen

Een van de boeken die me onlangs het meest raakten, was De benedenrivier, de nieuwe roman van Paul Theroux. Het verhaalt van Ellis Hock die zijn overzichtelijke leven als zestigjarige zakenman achterlaat op het punt dat hij niets meer te verliezen heeft.
Hij besluit terug te gaan naar Malawi waar hij als jonge man enkele jaren ontwikkelingswerk heeft gedaan en waar hij warme herinneringen aan heeft.
Wanneer hij terugkeert in het godvergeten dorp wordt hij aanvankelijk onthaald als de weldoener van weleer. Het dorp lijkt in al die jaren niets opgeschoten te zijn en de bewoners wachten lethargisch op hulp, gegijzeld door een systeem van afhankelijkheid.
De hoofdpersoon hangt tussen weggaan en blijven en beseft gauw dat hij evenzeer gevangen zit. Zijn pogingen om te ontkomen zijn halfslachtig en naïef, als lezer houd je je hart vast.
Theroux geeft een vlijmscherp beeld van de uitwassen van de hulpindustrie als hij een voedseldropping beschrijft door blanke weldoeners. Gruwelijk is de passage over een kamp van verweesde kinderen die aan hun lot zijn overgelaten en wie alleen hun dierlijke instinct tot overleven rest.
Het boek is ook weer een confrontatie met mijn eigen gedachten en gevoelens tijdens mijn reizen in Afrika. Ik voel me er goed, maar altijd is er ook weer dat schuldbesef, het risico van bevoogding (Als ze toch eens gewoon ...) en wanhoop dat er niets verandert.
Op p. 288/289 schrijft Theroux treffend: Hij was hier gekomen als een man, bereidwillig en met geld, ervan overtuigd vrienden te ontmoeten, en - omdat hij de mensen kende, de taal sprak - met een zelfvertrouwen dat grensde aan een gevoel van superioriteit. Niet van raciale aard, het was een complexe sympathie, de beminnelijke generositeit die gemaskeerd werd als de nederigheid van een voorbijganger die met Kerstmis een bedelaar eeen biljet van vijftig in de hand drukt, wetend dat het een verschil zou maken, en even inhoudend om 'God zegene u, meneer' te horen zeggen. Hij had het goed bedoeld, maar die eigenwaan had van hem de bedelaar gemaakt.

Zo fragiel en zo'n dilemma, bemoeienis met de beste bedoelingen of vertrouwen op de eigen kracht van al die mensen van goede wil in landen die eeuwenlang onder de knoet zaten en vervolgens in de tang van de afhankelijkheid bleven.
Geboeid las ik in het decembernummer van HP/De Tijd het vredesdagboek van Bert Koenders, leider van de VN-missie (ONUCI) in Ivoorkust.
Deze dagen is het precies 17 jaar geleden dat ik er een rondreis maakte. Veel is er gebeurd in die tijd, het land is nog herstellende van jarenlange instabiliteit en een burgeroorlog.
Moet de wereld wegkijken en ervan uitgaan dat Ivoorkust er zelf wel uitkomt? Daar hebben de mensen in vluchtelingenkampen op korte termijn niets aan en alle anderen die lijden onder de verdeeldheid en haat die is gezaaid, de afbraak van broodwinning, voorzieningen en vertrouwen.
Ik lees over plaatsen als San Pedro en Duékoué waar ik was. In Duékoué, een slaperig plaatsje destijds, blijkt nu een vluchtelingenkamp te zijn waar de mensen nog steeds niet veilig blijken.
Koenders schrijft aan het eind van zijn dagboek: Met behulp van ONUCI kruipt Ivoorkust uit het dal. De missie gaat een nieuwe fase in, waarin de VN niet langer de hiaten invullen die de nationale regering laat vallen, maar de Ivorianen helpen zelf de gaten op te vullen. ONUCI zal langzaam wegtrekken. Maar nu is het nog te vroeg. (...) Vrede is meer dan alleen een goed thema voor een maandblad, het is hard werken.
En dat harde werken, daarvan getuigt dit dagboek. Het lastige evenwicht tussen daadkracht, duidelijkheid en rekening houden met alle gevoeligheden en de geschiedenis.
Ik gun het prachtige land en zijn mensen eindelijk rust en werkelijke vrijheid.


Mijn reisverhaal over Ivoorkust in het boek: De helft van de route

Geen opmerkingen:

Een reactie posten