zondag 6 maart 2016

Het geluk van Limburg



Als geboren en getogen Limburgse wist ik bedroevend weinig van de geschiedenis van Zuid-Limburg en de mijnen.
Marcia Luyten heeft die geschiedenis voor mij bijna voelbaar gemaakt in haar boek ‘Het geluk van Limburg’. Knap zoals ze de sociaal-economische geschiedenis verweeft met die van Sjaakie-Sjaak-Jack Vinders. Ik ken Jack Vinders wel als zanger, maar hij blijkt veel rollen te hebben gespeeld.
Voorbestemd tot mijnwerker, hij werd immers geboren in Heilust onder de rook van de mijnen. Tot mislukken gedoemd redder van zijn getraumatiseerde moeder, want wat kon hij als jongetje van zeven? Onderwijzer aan kwetsbare kinderen, student van de toneelacademie,  zanger. Vele levens heeft Jack Vinders geleid. Het verhaal van hem, zijn familie, de buurt, Heilust, Zuid-Limburg maakt de geschiedenis persoonlijk en concreet.

De mijnen, wat wist ik ervan? Voor ons in Midden-Limburg lagen ze niet in het zicht. Enkele ooms werkten wel in de mijn. Ik zag een paar mannen uit de straat met zwartgrauwe gezichten van ‘de koel’  thuiskomen met hun ‘pungel’.

Van de lessen op school herinner ik me ook niet dat er veel aandacht besteed werd aan de mijnen. Wel heb ik het boekje ‘Hans en Nellie ontdekken kolenland’, van de Rijkspostspaarbank bij een jeugdspaaractie dat een gekleurd beeld geeft van de mijnen.  Ik las ook ooit andere boeken die zich afspeelden in het gebied.
Maar waarom raakten me nu zelfs de kale feiten? De kompels daalden zo’n 500 meter af, konden soms alleen maar liggen om in lage (50 cm) mijngangen hun werk te doen. Daar kwam dan nog de warmte (40 graden) en het stof bij. Alleen bij de gedachte al kreeg ik het benauwd.
De vader van Jack Vinders hield het als jonge knul een halve dag vol en was daardoor voorgoed ‘veroordeeld’ tot bovengronds werken voor een aanmerkelijk lager loon.

Een hard leven en toch, zo signaleert Marcia Luyten, keken oud-mijnwerkers vaak met melancholie terug op hun werk in de mijnen. De verbondenheid, kameraadschap, ze waren op elkaar aangewezen, moesten op elkaar kunnen vertrouwen.
Als buitenstaander zou je eerder aan het verdriet van Limburg denken in plaats van het geluk. Het had een opluchting kunnen zijn toen de mijnen sloten. Maar veel mannen vielen in een gat en kwamen nooit meer aan het werk. Door stoflongen (stöb) konden ze dat vaak ook niet meer.
Marcia Luyten geeft ook een mooi inzicht in de rol van de kerk, de muziekverenigingen, het duiven melken en de politieke strategieën en spelletjes.


2 opmerkingen:

  1. Wie met een zwartgrauwe gezich thuis kwam, had zich niet gedouched. Sjakie was nooit voorbestemd om mijnwerker te wordeen. Dat verzint de auteur. Wie in 1949 is geboren, zal het niet in zijn hoofd halen in 1965 nog vrijwillig naar de mijn te gaan. Slechts een miniem aantal pijlers was slechts 50 cm hoog. 40 Graden werd het pas als een pijler meer dan 1000 meter onder de grond lag. En zo diep werden de steenkolen niet uit de grond gehaald. Marcie Luyten heeft een vlot verhaal bij elkaar gefantaseerd waarin fictie en feiten voor de meeste lezers ogenschijnlijk niet te onderscheiden zijn. Inderdaad, knap gedaan.

    BeantwoordenVerwijderen